Enkele jaren terug verscheen in de UK het boek ‘The principles of bee improvement‘. Auteur is Jo Widdicombe, voorzitter van de Engelse beekeepers organisatie BIBBA. In zijn thuisland zien veel imkers hun opbrengst jaar na jaar omhoog gaan door import-bijen buiten de deur te houden en terug te keren naar lokaal geadapteerde bijen.
In het boek geeft Widdicombe aan de hand van 10 principes een leidraad om tot een populatie van lokaal geadapteerde gezondere bijen te komen.
De 10 punten zijn een mix van uitgangspunten, niet te onderschatten factoren en best-practices.
Zo benadrukt hij het belang van honingbijen en imkers, geeft argumenten om te kiezen voor lokaal geadapteerde bijen en biedt een plan van aanpak om zulke populaties tot stand te brengen. Het resultaat: een robuustere, sterke bij die imkers voordelen biedt.
Bee improvement laat zich het best vertalen als ‘Het versterken van de bijenpopulatie door te kiezen voor inheems en daarmee door te werken naar een sterke uniforme populatie’
Met de groeiende interesse voor inheemse zwarte bijen in Nederland wint het boek van Jo Widdicombe ook hier aan actualiteit. Een goed moment dus om zijn 10 principes voor bee-improvement, aangepast aan de Nederlandse situatie, onder de aandacht te brengen.
Relatie mens & Honingbij
Op dit moment lijkt de relatie tussen mensen en honingbijen belangrijker dan ooit tevoren. Die relatie is van cruciaal belang voor de wereldvoedselproductie en het in stand houden van een gezonde leefomgeving.
De relatie van de mens en de honingbij, Apis mellifera, gaat terug tot de prehistorie. De wereldbevolking nam toe nadat landbouw het jagen en verzamelen verving. Daardoor werd ook het belang van honing en bestuiving door honingbijen voor de voedselproductie groter.
Het in stand houden van deze lange samenwerking tussen mens is van essentieel belang. Beheerders van cultuurlandschap en natuurgebieden kunnen bijdragen aan dit duurzame samenspel door het bieden van een omgeving die veilig is voor bestuivers en die rijk is aan voedselbronnen (stuifmeel, nectar).
Belangen in balans brengen
Imkers zijn van essentieel belang om deze duurzame relatie tussen honingbijen en mensen in stand te houden. Zij kunnen de landbouw op de juiste tijd en plaats van voldoende bestuivers voorzien.
Dit moet imkers voldoende rendement (honing, bestuivingsvergoeding) bieden voor de inspanning die zij in het verzorgen van hun bijen stoppen.
De imker speelt een belangrijke rol bij het leveren van de ecodienst ‘bestuiving’ door honingbijen. Waar grootschalige en beroepsimkers hiervoor een vergoeding kunnen vragen, krijgt de kleinschalige/hobby imker die doorgaans niet.
In het welvarende dichtbevolkte Nederland is het merendeel van de bijenhouders hobby-imker. Deze vaak altruïstische imkers leveren gratis bestuivingsdiensten. Het plezier van het imkeren is voor hen vaak belangrijker dan een grote honingopbrengst.
Zodra de honingopbrengst wegvalt, de kosten van bijenhouden te hoog worden, of er te veel sterfte optreedt kan het altruïsme onder hobby-imkers snel afnemen. De ‘gratis’ bestuiving van veel voedselgewassen en wilde flora komt dan in gevaar.
Duurzaam-heid door selectie
Bee-improvement, het bewust telen en selecteren van honingbijen kan de opbrengst voor een imker verhogen en is dus belangrijk voor de houdbaarheid van de imkerij op de lange termijn.
Het rendement van de honingbij is een zwaarwegende factor voor het in stand houden van de imkerij op lange termijn. In een steeds dichter bevolkt land zoals Nederland worden daarnaast eigenschappen zoals ‘niet-agressief’ en ‘weinig zwermen’ belangrijker. Die combinaties van eigenschappen komen alleen binnen bereik middels ‘bee-improvement’ (teelt en selectie).
Natuurlijke selectie voorop
Boven alles dient Bee improvement gebaseerd te zijn op ‘natuurlijke selectie’, d.w.z. op het principe van ‘survival of the fittest’. De natuur wijst uit welke eigenschappen in een specifiek leefgebied de grootste kans op overleving bieden.
De natuur houdt gezonde populaties, aangepast aan de lokale omgeving, in stand door middel van ‘survival of the fittest‘. Imkers zouden volgens hetzelfde principe moeten werken. In de natuur zijn de sterkste individuen of de sterkste bijenvolken degenen die overleven en zich voortplanten.
In de imkerij willen we robuuste bijen die goed overwinteren en niet vatbaar zijn voor ziekten en plagen. Dit kunnen we bereiken door te stoppen met het importeren van honingbijen waarvan niet is aangetoond dat ze bestand zijn tegen de Nederlandse omstandigheden. Die import van honingbijen vermijden is noodzakelijk als we de werking van natuurlijke selectie in ere willen herstellen.
Kunst-matige selectie
Bee improvement moet in de tweede plaats gebaseerd zijn op ‘kunstmatige selectie’, dat wil zeggen op de eigenschappen die de imker nodig heeft.
Een bij die puur door de natuur is geselecteerd, kan voor de imker van weinig nut zijn. De imker kan voortbouwen op de voordelen van ‘natuurlijke selectie’ door verder te selecteren op andere wenselijke eigenschappen, zoals ‘goed humeur’ en productiviteit.
Selecteren op basis van data
Selectie van honingbijen voor teelt moet gebeuren d.m.v. zorgvuldige beoordeling van de volken gebaseerd op een nauwkeurig systeem voor het bijhouden van gegevens.
De belangrijkste eis aan dit systeem is dat het eenvoudig en objectief is. Alleen dan kan elke imker zijn/haar volken volgens dezelfde normen kan beoordelen en registreren. Hierdoor is het mogelijk verschillende volken, in verschillende bijenstallen, zelfs van verschillende imkers, objectief met elkaar te vergelijken.
Uniforme populaties
Om de variabiliteit binnen het nageslacht te verminderen, is het nodig bijen binnen een bepaalde stam te selecteren. Zo’n stam is een meer uniforme populatie die al langere tijd stabiel is. Er zijn geen oneigenlijke eigenschappen van geïmporteerde vreemde bijen aan toegevoegd.
Overal waar de honingbij inheems is, zal de voor dat gebied de inheemse bij waarschijnlijk de beste keus zijn om vooruitgang te kunnen boeken in de verbetering van deze populatie.
De ondersoorten van de honingbijen zijn in de meeste delen van de wereld met elkaar vermengd geraakt. Het is essentieel voor de ‘bijenverbetering’ dat het uitgangsmateriaal voor de teelt ’typegetrouw’ is. Daarbij lijken nakomelingen optimaal op hun regionale voorouders en vertonen geen willekeurige variabiliteit.
In de meeste gebieden in Nederland is het twijfelachtig of het mogelijk is om ooit terug te keren naar een volledig zuivere inheemse donkere bij. Het minimale doel kan dan wel zijn toe te werken naar een ‘bijna-inheemse’ stam. Voor Nederland komt de bijenpopulatie op Texel als genetische basis hiervoor het meest in aanmerking: die heeft zichzelf hier in stand weten te houden.
Negatieve selectie
Versterking van de honingbijen populatie is afhankelijk van een systeem van selectie van de ‘beste’ en het afscheid nemen van de ‘slechtste’. Dit principe staat bekend als negatieve selectie.
Door de beste te selecteren en de slechtste weg te doen verbetert de honingbijen-populatie. Hoe meer imkers in een gebied datzelfde doel nastreven, hoe groter de kans op goede resultaten.
Het is niet noodzakelijk om niet-inheemse bijen op te ruimen. Met bijenvolken die duidelijk van vreemde komaf zijn of die ongewenste eigenschappen hebben, zoals een slecht humeur, kunnen nieuwe kernvolkjes opgezet worden. Die kan men vervolgens voorzien van zelfgekweekte inheemse donkere bijenkoninginnen.
Dit systeem, mits consequent toegepast, vermindert na verloop van tijd het aantal ongewenste darren in de directe omgeving.
Belang van darren
Een ‘zuivere’ inheemse donkere honingbij is in een gebied alleen te ontwikkelen en in stand te houden als men voldoende rekening houdt met het belang van darren!
Darren zijn cruciaal voor het in stand houden van de inheemse zwarte bij.
Grote aantallen ‘goede’ darren in de lucht kun je bereiken door talloze koninginnen van inheemse herkomst te produceren. Die koninginnen mogen standplaats-bevruchte F1’s zijn. Want ongeacht waar die koninginnen zelf mee gepaard hebben, bestaat hun mannelijke nageslacht voor 100% uit ‘goede darren’. Darren hebben tenslotte geen vader; ze komen voort uit onbevruchte eitjes. Als darren paren geven zij het gewenste genenpakket -dat 1 op 1 afkomstig is van hun inheemse moeder- door!
Ongeacht de omvang van het paringsgebied is succes uiteindelijk afhankelijk van de overvloed aan inheemse darren die er rondvliegt. De volgende generatie inheemse koninginnen paart tenslotte met die darren. Dat resulteert dus onherroepelijk in een steeds uniformere populatie van inheemse lokaal geadapteerde bijen.
Top-Down & Bottom-Up
Bee improvement is te breiken via een ‘top-down’-benadering. Dat wil zeggen door te beginnen met ‘zuivere’ volken. Andersom, vanuit een ‘bottom-up’-benadering kan ook. Uit de aanwezige volken selecteer je dan de meest ‘zuivere’ te selecteren om van na te telen. Top-down en bottum-up combineren kan ook.
De ’top-down’-benadering heeft duidelijke voor- en nadelen. Het voordeel is dat veel van het werk dat nodig is om tot een ‘zuivere’ inheemse donkere bij te komen, al is gedaan. Nadeel is dat moeilijk kan zijn om de inheemse donkere bij in stand te houden zonder ‘import’ van andere ‘zuivere’ koninginnen van buiten ons land. Dit laatste om inteelt te voorkomen.
In Nederland selecteren we op Texel de meest ‘zuivere’ volken. De eiland-populatie verbetert daardoor. Op het vasteland telen we eveneens verder met dit materiaal en selecteren we door.
De ‘bottom-up’-benadering kan veel werk vergen bij de ontwikkeling en verfijning van de lokale populatie. Daar staat een duidelijk voordeel tegenover. Namelijk dat de lokale populatie die ontstaat is aangepast aan de lokale (Nederlandse) omstandigheden en genetisch divers is.
‘The priciples of Bee Improvement‘ telt 79 bladzijdes en is online beperkt verkrijgbaar (alleen bij uitgeverij Northern Bee Books). Hou hierbij rekening met importheffingen voor zendingen uit de UK.
’t Landras heeft enkele exemplaren van beschikbaar voor verkoop op de ledendag in April.
ISBN 978-1-908904-62-1
De tekst hierboven is een bewerkte vertaling van het derde en laatste hoofdstuk uit ‘The principles of Bee Improvement‘ van Jo Widdicombe.
Hoofdstuk 1 beschrijft de theorie van bee-improvement, de impact van hybridisatie als gevolg van import en ‘the wisdom of using the native bee‘.
Hoofdstuk 2 behandelt methodes van bee-improvement en beschrijft een eenduidige manier om op basis van registratie te selecteren plus enkele methodes voor laagdrempelige koninginnenteelt.
Bij gebleken voldoende belangstelling kan er mogelijk een Nederlandstalige e-book versie verschijnen.
Geef een reactie