Tot 150 jaar geleden was de Zwarte Bij de enige honigbij in het verspreidingsgebied van de Pyreneeën, de Noordelijke helft van de Alpen, de Britse eilanden tot Scandinavië en de Oeral. Met de komst van bijenkasten met uitneembare ramen zou dat snel veranderen. Eerst in de landen om ons heen, na WOII ook in Nederland waar de korfimkerij nog lang stand hield.
Verdringing door exoten
Door de constante import van bijenvolken uit Zuid-Europa en het inkruisen van verschillende rassen in het kunstras buckfast zijn import bijen momenteel sterk in de meerderheid. De komst van de bijenkast met uitneembare ramen maakte gerichte koninginnenteelt met zulke bijen mogelijk.
Doordat hybridisatie (vermenging van rassen) heeft plaatsgevonden zijn zuivere inheemse honingbijen in Nederland nagenoeg verdwenen. Jonge koninginnen gaan 5-15 dagen na hun geboorte op bruidsvlucht en worden dan bevrucht door zo’n 9 tot 30 darren uit de omgeving. In de laatste decennia zijn dit steeds meer darren met import-genen. Hierdoor is de inheemse honingbij in zijn pure vorm zo goed als uitgestorven. De exotische import-bijen zijn invasieve exoten geworden en de oorspronkelijke inheemse honingbij is ver teruggeworpen.
Zoektocht naar superieure honingbij
Commerciële imkers hebben ingezet op bijen die een grote honingvoorraad aanleggen, de ‘hoog rendementsbijen’. En met de komst van geïmporteerde raatvaste, traagzwermende en zachtaardige bijen is bijenhouden ook voor veel (aspirant) hobby-imkers aantrekkelijker geworden. Zo hebben imkers in hun zoektocht naar de superieure honingbij de natuur ondergeschikt gemaakt aan hun eigen wensen.
Een kleine groep imkers kiest wel bewust voor de inheemse donkere bij. Sommigen vanuit het ideaal om de soort te behouden voor de toekomst. Anderen omdat ze willen doortelen met ziekte- en varroa-resistente eigenschappen van de soort.
Bij & Klimaatverandering
Geen van de andere ondersoorten van de honingbij kent zoveel en zo sterk uiteenlopende ecotypes. Van de warme rivièra tot het uitgesproken zeeklimaat van Ierland. Van het droge Les Landes tot hoog in de alpen en de Oeral. Overal zijn ecotypes te vinden de genetisch van elkaar zijn gaan verschillen. Dit toont aan dat de donkere bij zich sinds de laatste ijstijd als geen andere soort zonder menselijk ingrijpen heeft weten aan te passen aan uiteenlopende klimatologische omstandigheden en veranderingen. Daarom is het verstandig om de soort ook voor de toekomst veilig te stellen.
Genenpool

In Nederland was de soort op de Texelse en Terschellingse populaties na eigenlijk al uitgestorven. Uit de nog aanwezige genenpool op die twee eilanden zijn nu de beste volken geselecteerd om mee door te telen. Van larfjes van die volken worden koninginnen geteeld die worden aangepaard met geselecteerde darrenvolken op plaatsen waar geen andere darren (kunnen) komen.
Herstel in uitvoering
Voor niet-imkers klinken termen als koninginnenteelt, overlarfen en darrenvolken misschien wat onnatuurlijk. Maar gecontroleerde koninginnenteelt en gecontroleerde aanparing zijn in een land vol exotische bijen de enige manier om hybridisering te voorkomen. Ze zijn noodzakelijk om de donkere honingbij voor de toekomst te behouden en een gezonde inheemse bijenpopulatie te herstellen. De teeltgroepen van ’t Landras zijn opgericht om die teelt mogelijk te maken.