De honingbij is ongeveer een miljoen jaar terug in Europa terecht gekomen. Er zijn diverse ondersoorten ontstaan waaronder Apis mellifera mellifera. Tijdens de laatste ijstijd werd die soort tot de kust van de Middellandse zee teruggedreven.
Ruwweg 11.700 jaar terug kwam de ijstijd ten einde. De linde en hazelaar konden met de warmte naar het Noorden oprukken. Vanaf de Franse rivièra of Noord-Spanje verspreide ook de donkere honingbij zich geleidelijk naar grote delen van West en Noord-Europa. Het is er de enige inheemse honingbij met diverse genetische subgroepen die we ecotypes noemen.
Die ecotypes hebben zich weten aan te passen aan lokale klimaten en flora. Van het Middellandse zee klimaat, de Zwitserse Alpen, het zeeklimaat van Ierland en de korte zomers van Scandinavische landen tot in Rusland. Overal zijn ecotypes te vinden die zich gedurende duizenden jaren optimaal aan dat specifieke klimaat en de lokale plantengroei hebben aangepast.
Recente geschiedenis
Met de komst van de mobiele bijenkast met uitneembare ramen veranderde het bijenhouden drastisch. Zulke kasten maakten het mogelijk bijenvolken van nabij te inspecteren en aan basale koninginnenteelt te doen. De import van zuidelijke koninginnen en volken die bekend stonden om hun zachtaardigheid en haalkwaliteiten (honing) kwam ongeveer 150 jaar terug op gang. Imkers konden gericht gaan natelen van zulke geïmporteerde koninginnen. In Nederland hield de korfimkerij lang stand. Daardoor liep ons land qua import van exotische bijen achter op de ons omringende landen.
Zijn er nog raszuivere donkere bijen?
Doordat de darren van import-rassen paren met inheemse jonge koninginnen zijn er op weinig plaatsen nog genetisch zuivere zwarte bijenvolken. De genenpool van de inheemse honingbij is door de voortdurende import en koninginnenteelt met carnica en buckfastbijen flink uitgedund. De zwarte bij kon alleen ongestoord voortbestaan in regio’s die omgeven zijn door natuurlijke barrières zoals bergen of zee. En op plaatsen waar een importverbod werd ingesteld zoals al in de jaren 30 in het Zwitserse kanton Glarus.
Raszuivere volken, waar?
⬣ Het Deense eiland Læsø
⬣ Delen van Ierland
⬣ Het Zuid-Westelijk puntje van Noorwegen
⬣ De Franse eilanden île de Groix, Belle-île-sur-mer en île de Ouessant.
⬣ Het Zwitserse kanton Glarus
⬣ Regionaal in Zweden
⬣ Her en der in het Oeralgebergte
⬣ Op Texel (en Terschelling?)
Dichter bij huis: België
Rond het Belgische Chimay is nog een populatie van de A.m.m. waar de vereniging Mellifica (Waals) en Zwartebij.org (Vlaams) van natelen. Chimay ligt Zuidelijk in de Belgische Ardennen tegen de Franse grens aan. In 2004 dienden lokale imkers in Chimay gezamenlijk bij de gemeente het verzoek in op het grondgebied alleen nog ‘abeilles noires‘ (zwarte bijen) toe te staan. Elf jaar later voegden de imkers uit het Zuidelijker gelegen Momignies zich daarbij.
De Belgische bijen zijn door hun geografische oorsprong en het subklimaat ter plaatse eerder van een ecotype dat hoort bij het Franse middengebergte dan bij Nederland. Daar heel arbitrair in zijn heeft weinig zin en kan tot eindeloze discussies leiden. Misschien had de donkere bij zoals die voorheen voorkwam in Zuid-Limburg wel meer genetische overeenkomsten met de overgebleven Belgische bij dan met die op de waddeneilanden? Uitsluitsel daarover kunnen we niet meer krijgen.
In Nederland zelf: Texel & Terschelling
Op Texel is een verbod op aanvoer van bijen in de gemeentelijke verordening (APV) opgenomen. Honingbijen mogen het eiland wel af maar niet op. Dankzij deze lokale wetgeving is er nog een populatie behoorlijk zuivere zwarte bijenvolken te vinden.
Wel is er her en der wat vermenging opgetreden, mogelijk door het overvliegen van carnica’s vanaf Vlieland of Den Helder. Of misschien toch door aanvoer van het vasteland?
Met vleugelmetingen is de raszuiverheid van alle Texelse volken in kaart gebracht. De bijenvolken die het best scoren op eigenschappen van de inheemse bij zijn vervolgens geselecteerd. Inmiddels wordt van deze koninginnen gericht nageteeld. De Texelse populatie kan hierdoor op termijn weer voldoen aan alle kenmerken van de donkere honingbij. Het inheemse natuurlijke erfgoed wordt veilig gesteld voor de toekomst.
Via de teeltgroepen zijn raszuivere donkere bijen met Texelse roots beschikbaar voor leden van ’t Landras.
Op Terschelling zijn op relevante volken ook metingen gedaan. Daar is de status en herkomst nog niet helemaal duidelijk. Op de overige Nederlandse waddeneilanden komen geen donkere bijen meer voor. Vlieland en Schiermonnikoog zijn in gebruik als bevruchtingsstation voor carnica en Ameland voor buckfast.